Sport vereniging
Er wordt mij wel eens gevraagd: “Tiberius, waarom schrijf jij geen column over sport? In een tijd van WK/ EK en Olympische Spelen is sport al wat er leeft!”
Nu vind ik in eerste instantie dat daar genoeg andere journalisten en columnisten zijn, die daar de lezers voldoende mee weten te boeien en ik mij beter kan houden met zaken waar ik meer verstand van denk te hebben.
Om toch een beetje aan de vraag te kunnen voldoen wilde ik het eens hebben over de sportclub en de supporter.
Als ik zeg sportclub denk ik in eerste instantie aan een groep mensen, die allemaal dezelfde interesse hebben: in dit geval dezelfde sport. Gezamenlijk zorgen zij ook voor alle werkzaamheden die zo’n club met zich meebrengt. Het onderhoud van het clubgebouw en de speelvelden,
de exploitatie van de kantine en de afhandeling van financiële emolumenten. Gaat dit niet in goed gezamenlijk overleg, dan is de club gedoemd om te verdwijnen. Althans vind ik.
Ik vind nadrukkelijk dat de interessen van zo’n groep niet onderhouden hoeven te worden door een gemeente of de burger die niets met deze club te maken heeft. Beschikbaarstelling van terreinen en speelvelden vind ik prima, maar het is van de zotte dat een gemeente (lees inwoners) miljoenen moet gaan bijleggen voor het instant houden van een (professionele) voetbalclub.
Daarnaast zou ik een sportclub ook willen verplichten gedragsregels voor haar supporters op te leggen.
Vanwege mijn vroegere werk kwam ik wel eens bij een sportveld waarop een jeugdgroep een partijtje voetbal speelde. De vaders stonden hen aan de kant aan te moedigen: “Sla hem verrot! Trap hem in mekaar!” en enkele verwensingen naar de scheidsrechter, die ik vanwege de jeugdige
lezers van deze column die niet voetballen, wil besparen, waren ongeveer het enige vocabulaire wat ik uit deze monden kon horen komen.
Toen ik de kantine binnen liep stonden er al ‘s morgens om 11 uur al vader zichzelf moed in te drinken voor de volgende wedstrijd waarin hun kinderen speelden.
Waarschijnlijk was de eerste wedstrijd al verloren want de drank zat al redelijk in deze mannen.
Het leek er op of het voetbalspel van de kinderen werd gebruikt als excuus om te kunnen drinken!
Nu moet ik aangeven dat de ene sportclub de andere niet is. Ik heb tennisclubs gezien waar alleen maar frisdranken en sappen werden geschonken en golfclubs waar wel degelijk gedragsregels werden afgesproken met de spelers en toeschouwers om de baan op te mogen. Ik heb zweefvliegclubs
gezien waar men gezamenlijk het onderhoud deed en geen aanslag legde op de financiën van gemeenten en vliegvelden maar zelf hun broek ophielden.
Helaas heeft de houding van de supporters van de voetbalclubs bij mij een negatieve bijsmaak gekregen. Hoe mooi zou het zijn als ouders aan de kant staan, hun kind aanmoedigen met opbeurende woorden en, let op, hun verlies nemen met het feliciteren van de tegenpartij, onder
het genot van een glaasje tomatensap!
Hoe zou het verloop van een wedstrijd eruit zien als de moeders in plaats van de vaders hun kinderen aanmoedigen?
Sport moet als doelstelling hebben een prestatie te willen leveren en geen angst geven dat papa straks boos op je is, omdat je een bal gemist hebt. De enige doelstelling lijkt nu de kassa van de bar, die de doorslag moet geven om de club rechtop te houden.
En ik geef toe, het is niet altijd de sportclub die alles voor het zeggen heeft. Het moeten voldoen aan veranderende regelgeving, kan een sportclub ook behoorlijk dwarszitten en financieel het uiterste vragen.
Toch blijft mijn standpunt: wie sport wil beleven, komt niet voor de bar naar de sportclub en komt ook niet als supporter om z’n kind een nieuw taalgebruik te leren of om van de gelegenheid gebruik te maken dat het verlies een excuus is om vernielingen in de stad aan te
richten. Als dat is waar sport om gaat, dan mag van mij sport worden afgeschaft. Je komt daar dan immers niet voor een gezonde competitie, maar je gebruikt de sport dan als excuus om te drinken (of rotzooi te trappen). Sport is een spel. Laat dat een spelletje blijven.
Ook wanneer andere belangen gaan spelen, blijken de oorspronkelijke eigenlijke doelstellingen van de Olympische Spelen vergeten: verbroedering en saamhorigheid.
Dat laatste vind ik met name in de sportwereld op de televisie niet meer terug. Noch bij de speler die zijn medespeler een kopstoot geeft, noch bij de supporter die zijn opponent allerlei ziekten verwenst, noch bij het bestuur van een club, dat zich verrijkt met miljoenen
en daar allerlei legitieme redenen voor verzint, waarom deze speler of dit bestuurslid dit zou moeten verdienen.
Daarnaast duiken dan ook nog allerlei omkopingsschandalen en redenen om een land te boycotten vanwege misstanden in een land op. Sport wordt dan gebruikt als een doel om zaken te bereiken in een politiek spel. Maar zoals gezegd heb ik te weinig verstand van sport en
zie ik dit vast verkeerd. Soms moet je niet over van alles een column willen schrijven. Gelukkig zijn er voldoende sportjournalisten aan wie ik dit inzicht beter over kan laten om er wat over te schrijven.
Ik kan alleen maar zeggen: “Ook de WK is maar een spelletje. Moge de beste ‘spelers’ winnen!”
2
|